Om EA te gebruiken binnen de nieuwe aanpak zijn er een aantal handelingen vereist. Ten eerste moet EA geïnstalleerd worden. Daarna moeten er een aantal externe tools en profiles geïmporteerd worden en ten slotte moeten er enkele configuratie acties binnen EA worden uitgevoerd. Deze handelingen worden hieronder beschreven.
Benader voor het verkrijgen van het installatiebestand de daarvoor verantwoordelijke persoon binnen uw organisatie. VNG Realisatie werkt nog met versie 15.2, zij installeren dus die versie. Als je deze al geïnstalleerd hebt hoef je EA natuurlijk niet opnieuw te installeren.
Inmiddels kan ook gebruik maken van versie 16.1. Er is nog weinig ervaring bij VNG-R in de configuratie van die versie dus de in de volgende paragrafen beschreven procedures kunnen afwijken. Bij het openen van een oude EA versie bestand in EA 16.1 zal gevraagd worden deze te migreren naar een ander bestandsformaat. Het oude bestand blijft overigens wel beschikbaar maar het lijkt verstandiger dat dan niet meer te gebruiken en zelfs te verwijderen. Het nieuwe formaat kan niet in een oudere versie van EA worden geöpend. Dat geldt natuurlijk niet voor de XMI bestanden.
Een Enterprise Architect viewer kan vrij van licentiekosten worden gedownload zodat de Enterprise Architect bestanden ook door anderen bestudeert kunnen worden.
Alhoewel deze toolpack niet meer noodzakelijk is voor het gebruik van imvertor biedt deze wel enkel handige tools zoals de Navigator en de Message Composer.
De nieuwste versie van dit script kan kostenloos worden opgehaald op de website van Geert Bellekens . Voeg EA Toolpack toe aan de winkelwagen. De website gebruikt een webshop om downloads aan te bieden. Het is niet verplicht een account aan te maken maar even naam en organisatie invullen moet wel. Na “afrekenen” (het bestand is gratis te verkrijgen) kun je het bestand downloaden.
De imvertor Addin is noodzakelijk om UML-modellen vanuit EA te kunnen aanbieden aan de Armatiek-SAAS omgeving waar Imvertor draait. De nieuwste versie van deze Addin kan kostenloos worden opgehaald van het Imvertor Dashboard. De documentatie over deze Addin en het gebruik vind je hier.
De volgende metamodellen zijn beschikbaar (zie gelinkte bestanden):
Welke je moet installeren is afhankelijk van je werkzaamheden. Ben je alleen verantwoordelijk voor het produceren van SIM’s of CIM’s dan installeer je alleen de eerste. Indien je ook of juist verantwoordelijk bent voor het vervaardigen van UGM’s dan installeer je de eerste en de tweede en als je BSM’s moet kunnen maken dan dien je ze alledrie te installeren.
In Enterprise Architect kan je via Specialize / Technologies / Publish-Tech / Import MDG Technology de profielen met de metamodellen voor de diverse model-varianten importeren.
In Enterprise Architect 16.1 gaat dat via Specialize / Technologies / Publish Technology / Import MDG Technology
Let er wel op dat je de “Import to User” gebruikt, dan heb je immers in ieder project dat je opent of nieuw maakt de beschikking over deze profielen.
De Metamodellen komen dan beschikbaar in de Toolbox.
Noot: als je een profiel wilt verwijderen, dan kan je dat als volgt doen:
Na het laden van de MIG, MUG en MBG profielen (zie boven) moeten deze geactiveerd worden in de configuratie van de Schema Composer. Deze is te bereiken via Specialize / Technologies / Manage-Tech.
In geval er meerdere MUG-profielen zichtbaar zijn in het configuratiescherm moeten deze alle aangevinkt worden wegens een onbekende bug in EA.
Tevens moet in en overbodige profielen uitgezet worden. De profielen die minimaal actief moeten zijn, zijn:
Zo nu en dan moeten de metamodellen worden aangepast. Bijv. omdat er nieuwe stereotypes geconfigureerd moeten worden. Het toevoegen van nieuwe stereotypes kan pas gebeuren nadat dit goed is afgestemd met elkaar aangezien nieuwe stereotypes kunnen conflicteren met het vigerende metamodel (MIM, MUG of MBG).
Het aanpassen vande metamodellen gebeurd door de Imvertor configuratiebestanden aan te passen en vervolgens een met dat metamodel gerelateerd informatiemodel, Uitwisselingsgegevensmodel of Bericht Structuur model te processen met Imvertor. Na processen vind je in de folder ‘ea’ van de zipfile het nieuwe in Enterprise Architect te importeren model. Zie paragraaf ‘1.1.4 Profielen/Metamodellen MIG en MUG importeren’ voor het importeren van het model.
Hieronder worden de stappen beschreven die je moet doorlopen om Enterprise Architect geschikt te maken voor het werken met Subversion.
Enterprise Architect werkt direct op subversion en niet met Tortoise. Je moet er dus voor zorgen dat je over de SVN executable ‘svn.exe’ beschikt. Dit kan door Tortoise te installeren (wat sowieso handig is voor een van de volgende stappen). Heb je Tortoise al geïnstalleerd dan is de kans groot dat je de svn command line client niet hebt geïnstalleerd. Installeer dan Tortoise opnieuw of download de laatste versie van Tortoise en installeer deze. Selecteer daarbij in het Tortoise setup menu de optie ‘Will be installed on local hard drive’ bij ‘command line client tools’ en start daarna opnieuw op:
De volgorde waarin de configuraties zijn opgevoerd is bepalend voor de volgorde waarin deze verschijnen in het pull-down menu voor het ophalen van de packages. Indien je het meest modellen uit de tags ophaalt dan is het wellicht handiger om de configuraties ‘Imvertor-tags-SIM’, ‘Imvertor-tags-UGM’ en ‘Imvertor-tags-BSM’ als eerste op te voeren. In dat geval zul je de oude configuraties toch moeten verwijderen en de configuraties helemaal zelf op moeten voeren.
Ga naar Configure / Reference Data / UML Types (in EA 16.1 Settings / Reference Data / UML Types), voeg daar de tag name ‘SourceAttribute’ toe (Let op! hoofdletter ‘S’ en ‘A’) met de onderstaande vulling:
Klik op Save.
Installeer de laatste versie van het traceability script. Zie daar voor dit zip bestand.
Het set traceability script wordt geimporteerd via Configure / Model / Transfer / Import Reference Data / Import File
Als je dat gedaan hebt zal je zien dat er nu in je ‘Specialize’ context menu bij het rechtsklikken op een package een optie is bijgekomen: ‘Scripts’ met de subopties ‘Set Traceability with Transformation’ en ‘Set Traceability without Transformation’.
Je bent nu klaar om aan het werk te gaan. Het is echter handig om eerst de hoofdstukken 2 Begrippen en 3 Het drie-lagen model door te lezen. Daarna kun je m.b.v. hoofdstuk 4 Model Driven Design daadwerkelijk aan de slag.