B2357 - Kunstmatige identificatoren

Situatie

Kunstmatige identificatoren (ID’s) moeten uniek zijn buiten de scope van het verwerkingenlog zodat communicatie en identificatie over de ‘grenzen’ van de gemeente mogelijk is. Bij het toekennen mogen de ID’s geen volgorde te hebben. De reden hiervoor is dat volgorde in ID’s kan leiden tot kwetsbaarheden. Als een nummer bekend is, zijn de omliggende nummers eenvoudig te bepalen. Deze kunnen gebruikt worden om achterliggende informatie te achterhalen. De hoogte van een nummer is impliciet een tijdstempel dat aangeeft wanneer informatie gecreëerd is.

Besluit

Kunstmatige identificatoren (ID’s) moeten worden geïmplementeerd als UUID’s . Zie voor een nadere specificatie het attribuuttype Universal Unique IDentifier (UUID) in het gegevenswoordenboek.